Spreken klas 2, zomer 2023
Je mag de Nederlandse vragen erbij houden.
1. Hoe was
je vakantie? De vertaling van deze zinnen en de antwoorden staan op p.166, chap 1 Als je dit gesprekje uit je boek foutloos nadoet, heb je een 6. Wil je een hoger cijfer, dan moet je de antwoorden aanvullen. Gebruik hiervoor bijvoorbeeld de thematische woordenlijsten op Mousse. Je moet beide rollen kennen. Hoe gaat het met je? Heb je een leuke vakantie gehad? Waar ben je naartoe geweest? Met wie? Was het mooi weer? Wat heb je gedaan? Hoe was het? Hebben jullie gekampeerd? Heb je Frans gesproken? |
2.Beschrijf je familie en je huis De vertaling van deze zinnen en de antwoorden staan op p.166 chap 2 Als je dit gesprekje uit je boek foutloos nadoet, heb je een 6. Wil je een hoger cijfer, dan moet je de antwoorden aanvullen. Gebruik hiervoor bijvoorbeeld de thematische woordenlijsten op Mousse. Je moet beide rollen kennen. Heb je broers en zussen? Hoe heet hij / zij? Hoe is hij / zij? Wat doen jullie graag samen? Heb je een huisdier? Waar woon jij? Woon je in een huis? Hoe is je slaapkamer? = Comment est ta chambre? |
3. kleding / uiterlijk De vertaling van deze zinnen en de antwoorden staan op p.167 = chap 3 Als je dit gesprekje uit je boek foutloos nadoet, heb je een 6. Wil je een hoger cijfer, dan moet je de antwoorden aanvullen. Gebruik hiervoor bijvoorbeeld de thematische woordenlijsten op Mousse. Je moet beide rollen kennen.
Chloé Martin Lucas
vraag: Hoe is Lucas / Martin / Agnès / Chloé? antwoord: - Het is een man / vrouw / jongen / meisje. - Hij / zij is...jaar. - Hij / zij heeft ...haar. - Hij / zij heeft ...ogen. - Hij / zij draagt ....... - Hij ziet er ...uit. = Il / elle a l'air....heureux / malheureux / fatigué / ... - Hij / zij houdt van ... |
4. gezondheid / sport De vertaling van deze zinnen en de antwoorden staan op p.167 = chap 5 Als je dit gesprekje uit je boek foutloos nadoet, heb je een 6. Wil je een hoger cijfer, dan moet je de antwoorden aanvullen. Gebruik hiervoor bijvoorbeeld de thematische woordenlijsten op Mousse. Je moet beide rollen kennen.
4a. Gaat het? > Het gaat helemaal niet goed. Wat heb je? > Ik heb pijn in.... (Vertel ook hoe het gekomen is.) Ga je naar de dokter? > Ja, ik heb een afspraak om...
4b. Ben je gezond? > Ja, ik voel me goed. Ik zit vol energie. Doe je aan sport? Wat doe je voor sport? > Ik doe aan... Ik train .. keer per week, op... Eet je goed? > Ja, ik eet veel groenten zoals... en fruit, zoals... en ik drink veel water.
|
5. weg wijzen De vertaling van deze zinnen en de antwoorden staan op p.168 = chap 6 Als je dit gesprekje uit je boek foutloos nadoet, heb je een 6. Wil je een hoger cijfer, dan moet je de antwoorden aanvullen. Gebruik hiervoor bijvoorbeeld de thematische woordenlijsten op Mousse. Je moet beide rollen kennen. Kunt u mij helpen? Hoe kom ik bij... de apotheek / de bakker / het museum? antwoord: U gaat rechtdoor tot aan de kruising. ( = jusqu'au carrefour) U steekt de straat over. (= vous traversez la rue) U neemt de tweede straat rechts. Het museum is aan links.
|